Johnny Feskens is niet echt iemand die je meteen aan een onderhandelingstafel ziet zitten. Een echte rocker, leren jack, tatoeages, stoer uiterlijk. Maar met een klein hartje, want hij zet zich al jaren in om mensen die buiten de boot vallen te helpen om hun leven op de rails te krijgen. Hij is met de Straatraad een erkende gesprekspartner van SMO en de gemeente en weet dat je samen naar oplossingen zal moeten zoeken.
door Joyce van Zijl
Hij had in de
ogen van anderen geen makkelijke jeugd, maar zelf heeft hij dat helemaal niet
zo ervaren. ‘Ik ben een echt nakomertje, de broer boven mij is 8 jaar ouder en
die daarboven 13 jaar. Allebei mijn broers hebben een verstandelijke beperking.
Voor mij als kind was dat gewoon een gegeven, niks bijzonders. Ik heb mijn
broer geleerd om zijn tanden te poetsen bijvoorbeeld. Maar in die tijd was het
nog niet zo gewoon dat zij thuis bleven wonen en ik werd er als kind dan ook
behoorlijk mee gepest. Daarbij was ik ook nog eens een enorm dik joch, dus een
mooi mikpunt zal ik maar zeggen. Ik kan dat nog steeds niet verkroppen, als ik
zie dat iemand buitengesloten wordt. Iedereen hoort er bij! En nogmaals, ik heb
het zelf nooit als iets ergs ervaren, ik zie ook wel voordelen. Ik heb al heel
jong geleerd zelfstandig te zijn. Ik was ook heus geen lieverdje hoor, een
echte Pietje Bell. Zo een waarvan ze zeiden: er steekt geen kwaad in de rotzak.
Maar ik ging ook wel eens met verkeerde figuren om, het is voor mijn ouders vast
niet altijd makkelijk geweest. Volgens mijn moeder heb ik mezelf leren lezen
voordat ik naar school ging. Ik kon ook best goed leren. Gelukkig ben ik met
name op de middelbare school mensen tegen gekomen die dat ook zagen en me
stimuleerden om beter mijn best te doen. Dankzij de directeur mocht ik examen
doen in niet 6 maar 8 vakken, allemaal gehaald. Ik ben dankzij hem ook gaan
studeren, maar het bestaan als muzikant trok me meer. Ik had als kind al piano
leren spelen en heb daar in de loop van de tijd andere instrumenten bij gepakt.
Dus heb ik na twee jaar voor het leven als muzikant gekozen, ik werd daar zo
gelukkig van. Het duurde even voor ik durfde te zingen, maar toen ik die
drempel over was en daar voor het eerst als frontman stond wist ik het: dit wil
ik, heerlijk om zo in het middelpunt te staan! ‘
‘ Het leven
loopt zoals het loopt, het mijne misschien wat grillig. Ik kwam alleen te staan
met twee kleine kinderen, met hulp van mijn ouders heb ik zo goed mogelijk voor
hen gezorgd. Toen ze wat ouder waren ben ik een café gaan runnen in België. Een
muziekcafé, ik kende zoveel mensen in die wereld, het was echt geweldig. Veel
optredens, veel muziek, ik genoot volop. Maar helaas ging het op een gegeven
moment mis en moest ik sluiten. Ik had toen ook geen dak meer boven mijn hoofd
en besloot terug te gaan naar Nederland, naar Breda. Dat is en blijft de stad
van mijn hart tenslotte. Ik kwam in de opvang, de DoorStroomVoorziening (DSV).
Dat vond ik vreselijk, met 8 man op een slaapzaal, iedereen met zijn eigen
problematiek, ik kon er echt niet tot rust komen. En dat was nodig om mijn
leven op de rails te krijgen. Ik ben ook geen makkelijke, maak van mijn hart
geen moordkuil, dat deed ik ook daar niet. Op een gegeven moment boden ze mij
een psychologisch onderzoek aan. Dat wilde ik best, maar niet door de interne
psycholoog. En dus werd ik verzocht te vertrekken…’
‘ Ik heb drie
maanden zonder huis geleefd. Gelukkig had ik Suzanne en Arnold van Loo van Meer
met Minder leren kennen. De Bredaasche Straatraad, waarvan ik inmiddels voorzitter
was, hield kantoor bij hun. Zij
hebben me enorm geholpen, toen ik nergens meer heen kon mocht ik daar slapen.
Na drie maanden kreeg ik een eigen stek, allereerst in een afbraakwoning in de
Heuvel. Inmiddels heb ik een woning in de Haagse Beemden. De Bredaasche
Straatraad zet zich in voor dak- en thuislozen. Voor de duidelijkheid: een
dakloze leeft op straat, heeft letterlijk geen dak boven het hoofd. Een
thuisloze zit in de opvang. We zijn gesprekspartner van de gemeente en van
instanties die met dak/thuislozenzorg te maken hebben. Ik ben altijd
taalvaardig geweest, heb in mijn opleidingen ook echt geleerd om ambtelijke
taal te lezen en om nette brieven te schrijven, zal ik maar zeggen. Op die
manier kun je mensen helpen. We hebben ons ook hard gemaakt v oorander beleid,
want in Breda was het destijds zo dat iemand die op straat leefde geen recht
had op een daklozenuitkering. Inmiddels is dat veranderd, de gemeente moet nu
iedereen een briefadres verstrekken. Dat is dus Claudius Prinsenlaan 10a, de
afdeling Burgerzaken. Als iemand daar drie adressen doorgeeft waar hij/zij te
bereiken is, dan krijgt deze een daklozenuitkering. En krijgen degenen die je
helpen door je af en toe te laten logeren daar ook geen problemen mee, als ze
bijv. een uitkering hebben. Ik vind dat er nog veel meer moet veranderen in het
beleid. Ik wil het SMO echt niet kwijt, ook de wethouder heeft het hart op de
goede plek, maar er zal echt gekeken moeten worden naar de achtergronden van
dakloosheid. De een heeft een verslavingsproblematiek, de ander misschien
psychische problemen. Maar er zijn ook mensen die puur om economische redenen
dakloos zijn, die zitten daar nu gewoon tussen. Dat moet volgens ons echt
anders worden. Want er is geen gespecialiseerde opvang meer voor die groep.’
‘ Ik blijf me
via de Bredaasche Straatraad inzetten voor deze mensen, maar ik zie ook dat dat
niet de enige manier is. We moeten
het samen doen, vanuit de politiek moet ook druk gezet worden. Dus mijn plan
voor de nabije toekomst is dan ook om me via die gemeentepolitiek in te gaan
zetten voor deze groep mensen, maar ook voormensen die tegen problemen aanlopen
in bijvoorbeeld de ouderenzorg en de jeugdzorg. Ik leef bij de dag, maar
probeer wel mijn dromen waar te maken en zal me altijd blijven inzetten voor
anderen. Misschien niet op een standaard-manier, want ik ben en blijf
natuurlijk wel wie ik ben: iemand met soms een grote mond maar met het hart op
de juiste plek!’