Leonie Ruissen begon tien jaar geleden Leonies Paradijstuin, een plek waar iedereen welkom is voor rust, inspiratie en ontmoeting. Met zo’n duizend bezoekers per jaar is dat nu een succes, maar dat kwam er niet vanzelf.
Wie: Leonie Ruissen (41)
Beroep: Beeldend kunstenaar
Vrijwilligerswerk: Paradijstuin Breda
Sinds: 2015
Uren per week: 40
Wat houdt je vrijwilligersbaan precies in?
“In 2015 ben ik begonnen met de Paradijstuin, eerst in de Bernard de Wildestraat, nu in de Langveld. Het is een tuin met kruiden, vruchten, groenten en bloemen, die voor jong en oud toegankelijk is. Er is ook een rolstoelpad. Het is bedoeld als een plek voor inspiratie, rust en ontmoeting.
Ik heb de tuin opgezet en zorg ervoor dat die wordt bijgehouden. Dat gaat over de aanschaf en het planten van struiken en bomen, maar ook om het zaaien en schoonhouden van de tuin. Dat doe ik voor 80% zelf, maar ook met vrijwilligers. Soms hebben die vrijwilligers een ‘rugzakje’ en dan is er wat extra begeleiding nodig. Daarbij helpt het dat ik zelf ook geen gemakkelijke voorgeschiedenis heb. Iedereen kan zich overigens als vrijwilliger bij ons aansluiten.
Ik zorg dat subsidies worden aangevraagd bij de gemeente en andere instanties, altijd veel werk. Gelukkig helpt de stichting Terra Futura me daarbij.
Ook onderhoud ik contacten met onze buren van verzorgingshuis de Leystroom, waarvan de bewoners (ouderen, vaak dementerend) eens per maand in de tuin op bezoek zijn. En er komt iedere maand een andere schoolklas uit Breda op bezoek; dat moet natuurlijk ook worden geregeld. Verder zijn hier kinderfeestjes, waarbij de kinderen van alles leren over kruiden, andere planten en bomen. Ze bakken dan samen pizza’s in onze buitenoven.
Iedere donderdag zijn we open van 13.00 tot 17.00 uur voor bezoekers en vrijwilligers. Dan ben ik natuurlijk aanwezig. Bij elkaar bezoeken ieder jaar zo’n duizend mensen de tuin.
Op dit moment zijn we druk bezig met het aanleggen van een zintuigenroute, om in de tuin te proeven, ruiken, en te voelen. Die gaat binnenkort open. Ondertussen ben ik ook bezig om de samenwerking met allerlei andere buurtinitiatieven uit te breiden.”
Hoe ben je erin gerold?
“Op de basis- en de middelbare school vond ik het niet leuk en moest ik echt vreselijk mijn best doen. Ik voelde me niet welkom in deze wereld. Gelukkig had ik steeds de droom om naar de kunstacademie te gaan. Dat kan alleen maar als je een diploma hebt. Daarom is het me uiteindelijk, met verschrikkelijk veel moeite, gelukt om alles te halen.
Pas veel later werd vastgesteld dat ik ADHD had en een vorm van autisme. Ook had ik aanleg voor depressiviteit.
Op St. Joost, de kunstacademie, vond ik het geweldig. Ik werd geaccepteerd, was mezelf en kon me in allerlei vormen uitdrukken. Het ging toen al steeds om het scheppen van kleine werelden, waar je doorheen kon lopen en waarin alles samenhing.
Na de kunstacademie kwam ik in de ‘echte’ samenleving en ging ik aan het werk als beeldend kunstenaar. Ik ontving een kunstenaarsuitkering (WWIK) van zo’n 600 euro. Eerst ging dat best goed, ik won zelfs een aanmoedigingsprijs en mocht daarom een expositie organiseren. Dat zou een mooie springplank zijn. Maar door alle regels, eisen en deadlines die werden gesteld, raakte ik ondertussen helemaal op. Er was constant druk en ik raakte in paniek en was extreem moe. De droom van de kunstacademie had me steeds overeind gehouden, maar toen wist ik het helemaal niet meer. Ik werd ziek en die expositie is er nooit meer gekomen.
Ik raakte in een burn-out en werd uiteindelijk 100% afgekeurd. Wel bleef ik altijd op zoek naar een oplossing; die moest er gewoon zijn.
Het is echt verbazingwekkend dat je met een uitkering kleinerend wordt behandeld en als sukkel wordt gezien. Er was niets dat ik liever wilde dan van betekenis zijn voor de wereld, er zijn voor anderen.
Op een gegeven moment sloot ik me aan bij het opzetten van een ecologisch dorp. Ik had het idee om in het midden daarvan een tuin te maken, voor inspiratie, ontspanning en om bij elkaar te komen. Er werd veel vergaderd en het kwam voor mij niet snel genoeg van de grond.
Toen ben ik zelf, vanuit de buurttuin in de Bernard de Wildestraat, een Paradijstuin begonnen. Het opbouwen daarvan duurde met vallen en opstaan zo’n twee jaar.
Ik kwam in die periode Tjerk tegen, die een heel goede vriend is geworden. Die zei: ’je kunt veel meer dan je denkt. Doe meer met die tuin.’ Hij kwam met idee om workshops te geven. Dat vond ik een goed plan, maar toen ik dat had opgepakt kwamen er geen aanmeldingen. Ik wilde aan de slag en ben toen gewoon kinderen op straat gaan aanspreken. En ik vroeg aan de ouders of ik hun kinderen even kon lenen. Dat werkte geweldig. Ik zocht vijf kinderen en er kwamen er in no time twintig. Die kinderen, vaak met een migratieachtergrond, hadden weinig om mee te spelen en die vormden zo een clubje waar ze iedere twee weken naar uitkeken. Er kwamen vriendinnen om te helpen en de tuin liep goed. Met mij ging het ondertussen beter, ook omdat ik de juiste medicatie had gevonden.
In diezelfde periode kwam de Participatiewet. Ik ontving een brief waarmee ik opeens weer voor 25 uur per week arbeidsgeschikt werd verklaard. Daar schrok ik enorm van; ik dacht dat ik nu misschien wel in een fabriek of zo moest gaan werken. Of schoffelen in een plantsoen omdat daar mijn affiniteit zou liggen. Daar lag ik wakker van.
Ik moest op gesprek bij de gemeente en maakte mij daar behoorlijk zorgen over. Maar tot mijn verrassing werd dat een heel fijn gesprek. De contactpersoon was echt op zoek naar waar mijn sterke punten lagen en ik kon mijn plannen voor de Paradijstuin presenteren. Hij begreep me en heeft geweldig geholpen. Mijn plannen mochten doorgaan. Het was gewoon een wonder. Dit was de basis waarop de Paradijstuin van nu tot stand is gekomen.
Al bij het opzetten van de eerste tuin in de Bernard de Wildestraat wist ik dat het tijdelijk was, omdat er op dat terrein bouwplannen waren. Op een gegeven moment was het zover en moest de tuin daar weg. Met de steun van die ambtenaar ging ik op zoek naar een andere locatie en vond ik de plek waar we nu zitten. En daar zitten we nu alweer vijf jaar.
Welke eigenschappen heb je ervoor nodig?
Doorzettingsvermogen. Je krijgt onderweg zoveel shit over je heen. Het is vaker gebeurd dat kinderen die overdag enthousiast in de tuin kwamen, de boel ’s avonds sloopten. Dat moest ik dan weer opknappen. Dat is natuurlijk niet waar je mee bezig wilt zijn.
Net als eerder kreeg ik weer te maken met formulieren en deadlines bij het aanvragen van subsidies. Dat vreet bij mij echt energie, maar toch moet het gebeuren.
Toen ik in mijn burn-out zat, ben ik me saaier gaan kleden omdat ik op straat werd uitgescholden om hoe ik eruitzag. Ik heb in dit hele traject veel gehuild en gestrest. Maar nooit heb ik gedacht ermee te stoppen. Op een gegeven moment was er een keerpunt en deed ik weer gewoon wat ik zelf écht wilde. Uiteindelijk lukt het allemaal, ook tegen de stroom in.
Ook heb je creativiteit nodig. Uiteindelijk heb ik dit toch opgezet uit het niets. Passie, liefde voor wat je doet moet er natuurlijk ook zijn. Daarbij is een voordeel van mijn autisme dat ik ook soms een hyperfocus heb, en al mijn energie ergens op richt.
Wat kost het je?
Energie natuurlijk, veel energie. Ik besteed bijna al mijn tijd aan de Paradijstuin. Het is bijvoorbeeld een uitdaging om zoveel mogelijk groepen uit de buurt bij de tuin te betrekken.
En ik ben tot nu toe afhankelijk van subsidies voor het voortbestaan van de tuin, al gaat het niet om veel geld. Dat houdt me bezig.
Soms ga ik nog wel onderuit en rust ik een hele dag. Maar dat is het waard. Dit is de kans van mijn leven. Ik leef mijn droom en kan veel mensen plezier bezorgen.
Wat is je leukste ervaring?
Als ik door de Hoge Vucht loop, rond de Bernard de Wildestraat, word ik veel en hartelijk begroet. Als ik dan vraag of ze me nog kennen zei iemand: ‘Natuurlijk! Jij bent mijn jeugd!’
Soms vertellen bezoekers me hun hele levensverhaal. Vaak maken ook passanten een praatje aan het hek. En als de bewoners van de Leystroom langs komen voor koffie, zie je ze echt opleven. Juist mensen met dementie worden heel gelukkig van de tuin, zeker als ze ook nog een koekje bij de koffie krijgen.
In de Paradijstuin ontmoeten allerlei mensen elkaar, vooral uit verschillende bubbels. Er komen oude mensen, jonge mensen en kleine kinderen en uit allerlei groepen.
Dit beeld heb ik steeds in mijn hoofd gehad; een wereld die voor iedereen toegankelijk is en waar het fijn is. Door steeds vast te houden aan die droom, is die hier uitgekomen.

Welk advies heb je voor anderen?
Alles waar je energie in stopt groeit. Dus ook als zie je het even niet zitten, blijf energie stoppen in wat je belangrijk vindt. Ook kleine dingen ontwikkelen zich.
Ik ben nu gelukkiger dan ooit. Ik ben zo blij dat ik dit gevonden hebt, dat is gewoon echt een wonder.