Twee Mencia-docenten op de bres voor een basisschool in Manilla

Wie: Miranda van Loon (50) en Peter van Schijndel (52)
Beroep: Afdelingsleider en docent Nederlands op Mencia Sandrode en docent geschiedenis op het Mencia de Mendoza Lyceum
Vrijwilligerswerk: Stichting Kalinga, basisschool op een vuilnisbelt in Manilla
Sinds: 2006 (verschillende taken)
Uren per week: minimaal een halve dag per week

Hoe ben je erin gerold?
Miranda: In 2006 reisden we voor het eerst met leerlingen naar Manilla. Eentje had gezegd: “We hebben zoveel cultuurreizen, maar ik ben geïnteresseerd in ontwikkelingswerk.” Dat pakten Peter en ik op.
Peter: Veel van onze leerlingen gaan naar de andere kant van de wereld, vaak in vijf sterrenhotels. Wij wilden met Nederlandse kinderen naar de andere kant van de wereld. In de zin van ‘de andere kant’ laten zien. En hoe leer je die echt leren kennen? Pas als jongeren met jongeren in contact komen. Dan is een school de beste plek. Wij gingen drie weken, dús was dat in de zomervakantie. Dan zijn de scholen in andere landen ook vaak dicht. Alleen in de Filipijnen was er in april vakantie.
Miranda: Daar werd bovendien Engels gesproken, een andere voorwaarde. Die eerste keer bezochten we verschillende bestemmingen, waarvan de stichting Kalinga er één was.
Peter: Manilla is een bizarre stad, en een vuilnisbelt daar is dat nog veel meer. De school is in 2003 gestart met een klasje. Toen wij in 2006 kwamen, was het nog steeds ieniemienie, met drie klassen. We voelden ons er meteen thuis.
Inmiddels is het uitgegroeid tot een basisschool met 210 leerlingen in zeven klassen. Daarna kunnen de leerlingen nog niet gaan werken en geven we 175 ‘studenten’ een beurs tot ze dat wél kunnen, of dat nou als automonteur is of als accountant. We bieden een vast maandelijks bedrag, betalen niet alles.
Miranda: Zodra wij daar de eerste dag met onze twaalf leerlingen binnenliepen, werd ik een soort van verliefd. Hier doen ze serieus goed werk, het geld werd goed besteed, alles klopte gewoon.
Die twaalf leerlingen hebben moeten solliciteren. We hebben echt geselecteerd; er gingen alleen toppers mee. Ze hebben voorafgaand aan hun reis geld moeten inzamelen voor ontwikkelingswrk. Als groep brachten we tienduizend euro op, bijna duizend euro per persoon.
Peter: Die insteek had ik de eerste keer al: je kunt niet met lege handen komen. Ik wilde ook spullen brengen. Iedere reiziger mag 25 kg bagage meenemen, maar van mij mochten de leerlingen niet meer dan 10 kg aan persoonlijke zaken bij zich hebben. Sommige meiden schrokken even maar ze wilden dat uiteindelijk graag doen. We vroegen waar ze in Manilla behoefte aan hadden. Dat was bijvoorbeeld aan schriften, pennen, sportartikelen als ballen en zo, maar ook aan plastic borden voor de lunch. Het zat allemaal in onze koffers.
We keken ook naar onze gymsectie voor donaties. Zo heeft de leverancier van die sectie een schenking in nature gedaan.

Wat houdt je vrijwilligersbaan precies in?
Miranda: Onze bijdrage bestond in de eerste jaren uit het begeleiden van leerlingen. Daarna bleven we betrokken, vooral met geld inzamelen.
Peter: De eerste drie jaren, in 2006, 2007 en 2009, hebben we een subsidie van Buitenlandse zaken gehad, driekwart van de reiskosten werd gedekt. De reis kwam voor de deelnemers op €550. Toen kwam de bankencrisis en stopte dat.
Miranda: We wilden er geen elitereis ervan maken. Dit soort zaken moet voor iedereen toegankelijk zijn, niet alleen voor kinderen van ouders met voldoende geld. Dus we stopten met leerlingen mee nemen naar Manilla.
Peter: Vanaf dat moment zijn we ons rechtstreeks gaan inzetten voor de stichting Kalinga. Ik kwam in 2010 in het bestuur, Miranda een jaar later.
De belangrijkste taak van het zevenkoppige bestuur is fondsenwerven. Ik zit in het onderwijs, niet in het bedrijfsleven. Ben ik dan de beste in fondsenwerven?
Maar mijn onderwijservaring was erg welkom. En ik kon ook een sponsorloop op een school organiseren, of op de kerstmarkt staan. We praten daar met mensen, maken ze donateur. We dragen het verhaal uit van de wereld een stukje mooier maken, iets voor een ander doen.
Het meeste is praktisch. Op Koningsdag bemensen we in Utrecht ergens op een feestplein de wc-kar voor ons doel. De organisatie van dat plein begon in een studentenhuis, inmiddels is dat uitgegroeid tot een woongroep, ‘n beetje alternatief. Die kreeg van de gemeente een vergunning voor de festiviteiten op voorwaarde dat ze geen winst maken. De andere bestuursleden van Kalinga komen allemaal uit Utrecht – wij zijn nu op dat plein het vaste goede doel. De wc levert altijd veel op. Je moet je daar niet te goed voor voelen, voor alle inkomsten zijn we dankbaar. Maar we doen dat natuurlijk niet allemaal zelf, er werken ook andere vrijwliigers mee. Global Affairs schenkt ons speelgoed dat uit de collectie wordt gehaald. Wij verkopen dat. Collega’s kunnen in plaats van een kerstpakketten aan Kalinga doneren. We werken samen met stichting Doe Iets, een muziekfestival in Zeeuws-Vlaanderen. Ook daar poetsen we weer toiletten of verrichten we hand- en spandiensten om aan inkomsten te komen. Ons laatste succes is een sponsor die heeft toegezegd 180 laptops te schenken!
We kennen niet alleen het onderwijs, we kennen inmiddels de Filipijnen en hebben face-to-facecontact. Daarin zijn we trouw, ieder jaar gaan we er drie weken naartoe. We weten waar we het over hebben. Dat is voor ons fijn maar ook voor dáar.
Miranda: We zijn een hecht team, Peter en ik doen bijna alles samen. We vergaderen een keer per twee maanden. Dan rijden we meestal naar Utrecht.
Janneke, de grondlegster, is ook gedreven. Ze benadert bedrijven. En draagt zorg voor een vaste stroom aan inkomsten van een halve ton. De andere helft moet de rest van het bestuur ophoesten. Ook zij gaat regelmatig naar de Filipijnen. Samen met haar zijn wij de stabiele factor. We kunnen het daardoor niet meer zo makkelijk loslaten.
Gelukkig heb ik een makkelijke, lieve man, die alles prima vindt. Hij is ook twee keer mee geweest.
Peter: En hij helpt ook vaak. Ik ben alleenstaand. Mijn familie weet dat ik dit belangrijk vind, ze vinden het mooi wat ik doe, steunen het. Mijn moeder van 82 is wel eens bezorgd, zeker als ik een ‘slecht’ verhaal heb. Maar ze weten ook dat we goed op ons zelf kunnen passen.

Waarin verschilt het van je ‘gewone’ werk?
Miranda: Een groot verschil tussen hier en daar is dat leerlingen hier veel meer kansen hebben. Wij kunnen voor de Filipijnse kinderen echt een verschil maken. Hier hebben we soms te maken met motivatieproblemen, daar zijn ze dankbaar.
Peter: Ik heb er in de eerste jaren af en toe voor de klas gestaan. Dat vond ik zelf leuk, maar in wezen hebben mij daar niet voor nodig. Ik maak me nuttiger met allerlei contacten te zoeken of te onderhouden, met het bestuur ter plaatse, met docenten of met onderhoudsmensen. Toch kunnen we ook wat bijdragen aan het onderwijs, bijvoorbeeld op gebied van dyslexie of probleemleerlingen. Dat soort zaken ligt het in het verlengde van onze taken in Nederland.
Maar voor werken in de Filipijnen heb je iets anders nodig. Ik ben erg direct – zij communiceren anders. Aan de andere kant: zij moeten ook een maar beetje met ons leren omgaan …

Waarom onbetaald werk?
Peter: Ik ben het niet met je eens. Het werk is wel betaald, maar niet in geld. De dankbaarheid van de leerlingen bijvoorbeeld. Hier kan ik het goed vinden met mijn leerlingen, maar dat is daar toch een gradatie meer. Ook het team waar we mee werken zijn echte vrienden. Mensen delen de meest intieme dingen – dat is mooi. Deed ik dit niet, dan had ik die contacten niet gehad. Het maakt mijn wereld een stuk groter, het verrijkt me als mens.
Miranda: Als we er zijn, gaan we ook op huisbezoek. Dat blijft ieder jaar veel indruk maken. Ik loop daar tussen die smerige zooi, kan het me nauwelijks voorstellen dat die kinderen daar hun huiswerk maken. Dat staat op mijn netvlies gebrand. Het gevoel dat ik krijg, neem ik steeds mee. Vaak denk ik: wat ben ik rijk, ik kan naar de dokter, krijg medicijnen. Wij hebben het hier zo goed!!
Peter: Ook voor ons is het goed die andere kant van de wereld te zien. Daar zijn ze al bang voor een blaffende hond, want die kan hondsdol zijn en daar kun je aan sterven. Of ze sterven aan dengue. Ieder jaar overlijdt er wel iemand die we kennen, ook kinderen van onze eigen docenten. Het is er gevaarlijk.
Miranda: Dit bestuurswerk geeft ons ook verplichtingen: ik kan hier niet zomaar mee stoppen. Maar over het algemeen voel ik dat niet op die manier. Het is vooral leuk dat de leerlingen uit Manilla appen dat ze weer dit of dat certificaat hebben gehaald, tekeningen maken, briefjes sturen. Met mijn pensioen zit ik er nog steeds, hoor!

Wat kost het je en welke tegenslagen kwam je tegen?
Peter: We betalen onze eigen reis- en verblijfskosten. Wat we ophalen gaat allemaal naar Manilla. Behalve de kosten voor de exploitatie natuurlijk, als een bankrekening of webhosting. Dat is slechts een paar honderd euro op jaarbasis.
Miranda: We zijn ook geweest in het jaar dat het heel slecht ging. Na de bankencrisis hadden we een buffer, maar we haalden te weinig op. Het personeel was ook bang dat we zouden stoppen. Ik lag er nachtenlang wakker van. Hoe moet dat nu, dacht ik toen, blijft de stichting nog wel bestaan? Welke fondsen kunnen we nog aanboren? Ik sprak er thuis veel over.
We dachten dat we moesten stoppen met de studiebeurzen. “Komt er de volgende maand nog wel geld?” vroegen de ouders. En wij wisten dat echt niet.
Peter: Dan moet je eerlijk zijn en geen valse beloften geven. En ook zeggen dat we er alles aan doen om het te voorkomen. Dat is ons gelukt.
Miranda: Er zijn ginder ook veel tyfoons, aardbevingen, stortregens. Je probeert iets op te bouwen, en met meters water stort het allemaal zo weer in. Dan kan ik wel janken!
We houden in ons achterhoofd dat we voor onderwijs moeten zorgen, we zijn niet van de noodhulp. Maar soms moeten we dat wel doen. Als kinderen bij wijze van spreken doodgaan van de honger, doet een school er niet meer toe. Dan gaat noodhulp even voor.
We hebben echt wel eens voor voedselpakketten gezorgd. En de school is er ondertussen bestand tegen aardbevingen enzovoorts. De hele buurt schuilt er van tijd tot tijd, compleet met hun varkens, een kostbaar bezit. Dat is ook onze rol. Dus soms zetten we onze machteloosheid om in hulp, maar we moeten steeds afwegen of het bijdraagt aan ons lange termijndoel.
Peter: Voor mij was de grootste klap het plotselinge overlijden van een Filipijnse vrijwilliger, nu tien jaar geleden. Hij had hier gestudeerd, had een goede baan maar wilde zijn familie helpen. Hij werd vrijwilliger op die school. We leerden hem kennen.
Op de een of andere manier gebeurde er iets waardoor hij te weinig zuurstof kreeg. Er is te laat en niet goed gehandeld. Hij raakte in coma en overleed. Ik was enorm van slag.
Miranda: Hij werd hier begraven. Ik ben naar de uitvaart geweest. Zijn familie kende ik niet, hem wel. We gingen uiteraard door. Maar het was een shock.
Peter: De afgelopen zeventien jaar heb ik van al die moeilijke momenten geleerd, we zijn erdoor heen gekomen. Na een dal gaat het de goede kant op. Met corona, Oekraïne, de stijging van de gasprijzen denk ik: het is moeilijk, dit zijn veel dingen achter elkaar. Als de wereld onzeker is, geven mensen minder geld. Maar we komen er wel doorheen, denk ik vervolgens.

Wat brengt het je?
Peter: Ik vind sowieso heel veel dingen leuk, soms is het ijskoud op een kerstmarkt, verkopen we niks en toch hebben we lol om zo kneuzig bezig te zijn. En er zijn de prachtige voorbeelden.
Christel kennen we al heel lang. Ze is geboren in een soort graftombe. Haar vader en moeder waren verslaafd. Op haar vierde is ze vanaf haar nek tot haar benen verbrand. Toen kwam ze in het hospitaal en via dat ziekenhuis kwam ze bij ons terecht. Ze werkt nu in een koffiebar in Manilla. Een mooie meid, ze doet ‘t goed, is zelfstandig en geëmancipeerd. Daar word ik blij van. Gelukkig zijn er heel veel van dit soort successtories. Mensen met mooie banen, in het buitenland.
Miranda: Moma werkt zelfs in Australië aan een PhD.
Ik word gelukkig van alle vriendschappen die in de loop der jaren zijn ontstaan. Zelfs met de Nederlandse leerlingen met wie we de eerste reizen maakten, hebben we nog steeds contact.
Peter: We zien ze, gaan op wintersport samen. Zijn gewoon ook vrienden geworden.
Miranda: Als we iemand spreken hoor ik terug dat ze met een heel goed gevoel terugkijken op die reizen. Indrukwekkend, noemen ze het. Sommigen zijn donateur of helpen als vrijwilliger.
Ook van het teamverband word ik heel blij.
Peter: We delen de zorgen, praten veel. Eerder waren al wel goed collega’s, maar we zijn veel closer geworden.

Welke tips heb je voor anderen?
Miranda: Houd de stip op de horizon in de gaten en weet waarvoor je het doet.
Peter: En zoek een goed doel dat bij je past. Dat is altijd te vinden. Zelf kun je de wereld niet beter maken. Maar we kunnen met z’n allen we de wereld verbeteren. Veel mensen kunnen samen bergen verzetten!