Kees van Meel is dichter en heeft enorm veel betekenis voor het culturele leven in Breda. Door zijn vrijwillige inzet heeft al heel wat talent de kans gekregen zijn of haar werk te laten zien.
Kees heeft een enorme drang om zijn grenzen te onderzoeken, zowel in zijn poëzie als daarbuiten. ‘Ik ben een hartstochtelijk mens, vind altijd dat ik te weinig doe. Ik wil het beste uit mezelf halen, maar ook uit anderen. Daarom probeer ik kunstenaars te stimuleren om hun werk te laten zien, ook al vinden ze dat soms spannend. Want je stelt je dan wel kwetsbaar op! Ik weet uit ervaring hoe het voelt.
Toen ik in de jaren ’90 voor het eerst mijn werk voordroeg in de Grote Kerk, viel dat niet mee – er kwam nauwelijks reactie. En toch voelde het goed, want ik was gaan staan voor wat ik had gemaakt. Daarna werd de respons gelukkig beter en nu treed ik zeer regelmatig op met mijn gedichten. Het is de laatste jaren wel wat doorgeslagen in Nederland, nu wordt wel heel makkelijk geklapt. Daar hou ik niet van, je moet applaus verdienen.
Als theaterrecensent heb ik jaren geleden een recensie geschreven over theatergroep Tiuri. Daarop werd me gevraagd of ik hen wilde helpen om professioneler te worden. Dan kun je niet alles ‘leuk’ vinden, dan mag en moet je ook eisen stellen. Zo help je mensen vooruit. Dat doe ik ook in het blad Part, waarin gehandicapte kunstenaars zich presenteren. Ik neem iedereen serieus in hun werk, dat is een kwestie van respect.
Al tijdens mijn jaren als docent op de MAVO merkte ik dat leerlingen het leuk vinden als je ze de kans geeft te doen wat ze kunnen. Ik herinner me dat ik in 4 MAVO Marieke van Nimwegen voorlas, iemand zei toen: “Dat moeten we opvoeren.” En dat hebben we gedaan, de hele klas deed mee. Ieder deed iets waarin hij of zij zich goed voelde, of dat nu kaartjes verkopen was of de hoofdrol. Het was geweldig, zij voelden dat ik vertrouwen in ze had en ik zag ze groeien.
Het inspireerde mij, niet alleen voor mijn leerlingen, maar ook daarbuiten, voor collega-kunstenaars. Dus ben ik van alles gaan organiseren. Krijg ik een idee, dan zoek ik er twee andere mensen bij die iets anders kunnen dan ik. Drie is voor mij het ideale aantal, je krijgt genoeg feedback en tegengas waar nodig, maar de lijnen blijven kort en je hoeft niet oeverloos te discussiëren. Zo zijn mooie projecten ontstaan in Salon Zuyd, de Koe, Publieke Werken en Muzipo en ook het Cultuurpodium. Ik heb inmiddels een heel groot netwerk en kan dus echt wat betekenen voor bijvoorbeeld beginnende kunstenaars.
Voor BredaNu maak ik het radioprogramma Grensgeluiden, dat doe ik nu zo’n twintig jaar. Ik werd gevraagd als ‘gewoon mens’ om eens radio te maken. Mijn aparte, wat hese stemgeluid viel nogal in de smaak en zo groeide dit, in samenwerking met Debby Peeters. Op een gegeven ik moment ben ik alleen verder gegaan.
Ik bereid me heel goed voor, maar bepaal niet van te voren hoe een gesprek zal lopen, dat hangt helemaal af van het moment. Voor televisie maak ik inmiddels het programma Kijk in Kunst waarin kunstenaars in diverse disciplines interview, het liefst in hun werkomgeving. Ook daarin stel ik de vragen waarvan ik denk dat de kijker die wil stellen. Ik hoop hiermee ook mensen te bereiken die niet meteen van huis uit geïnteresseerd zijn in cultuur en ik krijg daar gelukkig ook regelmatig reacties van. Dat geeft veel voldoening. Voor veel mensen is het verschil tussen kunst en hobby niet duidelijk, door deze programma’s probeer ik te laten zien dat kunstenaar een beroep is, met een behoorlijke portie vakmanschap. Een kunstenaar moet in mijn ogen een visie hebben, moet kunnen uitleggen wat de essentie is van het kunstwerk. Dan maakt het niet uit welke vorm daarvoor gekozen wordt, dat kan een tekst zijn, een theaterstuk, muziek, dans of beeldende kunst.
Als ik geloof in iemand zal ik mijn uiterste best doen om hem of haar te helpen. Bijvoorbeeld tijdens het Cultuurpodium dat ik mede organiseer. Het komt regelmatig voor dat mensen onzeker zijn, bang zijn dat hun werk niet goed genoeg is. Ik probeer ze dat zetje te geven, want ik heb zelf ervaren hoeveel voldoening optreden kan geven. Er gaan heel wat uren zitten in deze activiteiten, maar in mijn ogen is het belangrijk om dit te laten zien. Nederland geeft geen moer meer om kunst, de financiële waardering is echt heel slecht. We mogen daarin best weer een beetje opgevoed worden.’
Kees is zelf inmiddels een goed gelezen dichter en wordt regelmatig uitgenodigd om uit eigen werk voor te dragen. Hij kan door van alles en nog wat geïnspireerd raken, zijn werk is gevoelsmatig maar volgens hem ook exact. Het is vertaald in het Engels, Frans, Kroatisch en Roemeens.
In Breda is hij zeker ook bekend als voormalig Stadsdichter. Om de dichtkunst te stimuleren is hij ook betrokken bij de Gedichtendag Breda en de Open Podium Poezie Prijs Breda. ‘Die naam is ontstaan uit een soort serieuze baldadigheid om drempels voor beginnende dichters te slechten. De ingezonden gedichten zijn niet zozeer beoordeeld op de kwaliteit van de poëzie want we willen een pril begin niet frustreren. We hopen dit in de toekomst ruimer op te zetten, helaas heeft corona hier ook roet in het eten gegooid. Maar wie weet blijkt deze periode straks een grote inspiratiebron te zijn geweest. Voor mijzelf was het dat in elk geval wel, ik heb achttien coronagedichten gemaakt.‘
Meer weten over Kees van Meel? Kijk op www.keesvanmeel.nl of op www.bredanu.nl voor meer informatie over Grensgeluiden en Kijk in Kunst